Paragraaf 7Opdracht 39, Oefentoets
Open vragen
1. Je kunt ‘levensvragen’ aan twee punten herkennen. Leg dit uit
a. Is die jas van Joris?
b. Bestaat God?
c. Wat is jouw lievelingsdier?
d. Hoe kom ik het snelst in Hoorn?
e. Wil jij later veel geld verdienen?
3. Op welke momenten zijn mensen met levensvragen bezig?
4. Welke van de volgende ervaringen zijn bestaanservaringen?
a. Een verkeersongeluk meegemaakt.
b. Naar de winkel geweest.
c. Huiswerk gemaakt.
d. Een natuurramp van dichtbij meegemaakt.
5. Welke van de volgende vragen zijn vragen over wat belangrijk is in het leven?
a. Hoe belangrijk vind jij die tatoeage?
b. Geef jij veel om kleding?
c. Hoeveel kilometer is het van hier naar Oldenzaal?
d. Vind jij muziek werkelijk zo belangrijk?
e. Waar komt de voetbalclub ‘Sportlust’ vandaan?
6. Welke van de volgende vragen zijn levensvragen over lijden en dood?
a. Geloof jij in God?
b. Hoe werkt de afstandsbediening?
c. Waarom is voetbal zo belangrijk voor jou?
d. Waarom is Alizera zo verdrietig?
7. Welke van de volgende vragen zijn levensvragen over de natuur?
a. Waarom is Jens zo boos?
b. Hoe moeten wij met de natuur omgaan?
c. In welke maand begint de lente?
d. Wanneer moet een druivenstruik worden gesnoeid?
8. Wat is de ‘eigen kijk’ van het vak levensbeschouwing?
9. Bij welke schoolvakken passen de volgende vragen:
a. Wanneer leefde Napoleon?
b. Hoeveel verdient een Rus gemiddeld per jaar?
c. Wat is de zin van het leven?
d. Geloof jij in een leven na de dood?
e. In welke provincie ligt Dinxperlo?
10. a. Wat is een godsdienstige levensbeschouwing?
b. Geef een voorbeeld bij a.
Multiple-choice vragen: goed of fout
Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn. Let op: alleen ‘goed’ of ‘fout’ noteren!
1. Op levensvragen kunnen verschillende antwoorden worden geven.
2. Gewone vragen en antwoorden komen heel vaak voor in het leven van mensen.
3. Een voorbeeld van een levensvraag is: “Waar ligt mijn das?”
4. Een voorbeeld van een gewone vraag is: “Hoe laat sta jij op?”
5. Vaak komen levensvragen naar voren bij situaties die ons erg raken.
6. “Heb jij een nieuwe smartphone gekocht?” Dit is een levensvraag over wat belangrijk is in het leven.
7. “Hoeveel inwoners heeft Tilburg?” Dit is een levensvraag over de mens.
8. “Help jij je vriend als er gevochten wordt?” Dit is een levensvraag over hoe mensen met elkaar omgaan.
9. “Ben jij bang voor de dood?” Dit is een levensvraag over lijden en dood.
10. “Hoeveel ijsjes heb jij gekocht op die middag?” Dit is een levensvraag over de tijd.
11. “Zie je het eigenlijk nog wel zitten?” Deze vraag hoort bij het vak Nederlands.
12. “Wanneer degradeerde Roda JC voor het laatst uit de eredivisie?” Deze vraag hoort bij het vak levensbeschouwing.
13. Een levensbeschouwing kan mensen helpen het leven zinvol te ervaren.
14. Een ander woord voor levensbeschouwing is ‘levensovertuiging’.
15. Een persoonlijk levensbeschouwing: de levensbeschouwing van een moslim.
16. “God bestaat niet. Ik kunt niet bewijzen dat hij bestaat.” Deze uitspraak past bij een godsdienstige levensbeschouwing.
17. Theïsten geloven in een of meerdere goden.
Antwoorden
Open vragen
1. Levensvragen gaan over écht belangrijke dingen.
Levensvragen hebben geen vast antwoord.
2. b. c. e.
3. Naar aanleiding van ervaringen die je wel diep raken: bestaanservaringen. Het zijn ervaringen die je bezighouden. Je staat erbij stil en wordt erdoor geraakt. Deze bestaanservaringen roepen bij jou vragen op. We noemen ze levensvragen.
4. a. d.
5. a. b. d.
6. d.
7. b.
8. De ‘eigen kijk’ van het vak levensbeschouwing: de zin van het leven.
9. a. Wanneer leefde Napoleon? Geschiedenis.
b. Hoeveel verdient een Rus gemiddeld per jaar? Economie.
c. Wat is de zin van het leven? Levensbeschouwing/Godsdienst.
d. Geloof jij in een leven na de dood? Levensbeschouwing/Godsdienst.
e. In welke provincie ligt Dinxperlo? Aardrijkskunde.
10. a. Levensbeschouwing waarbij mensen geloven in een God.
b. Christendom, islam, jodendom.
Multiple-choice vragen
Antwoorden: 1g, 2g, 3f, 4g, 5g, 6f, 7f, 8g, 9g, 10f, 11f, 12f, 13g, 14g, 15f, 16f, 17g.