Paragraaf 6Opdracht 33, Oefentoets
Open vragen
1. Wat is vriendschap?
2. Vriendschap betekent onder andere: vrijwilligheid. Leg dit uitgebreid uit.
3. Er zijn verschillende soorten vriendschap. Noem er vier.
4. Hoe kun je vrienden kwijtraken?
5. Noem vier kenmerken van verliefdheid.
6. Hoe kan liefdesverdriet ontstaan? Noem twee aanleidingen.
7. Wat is ‘liefde’? Licht je antwoord uitgebreid toe.
8. Intimiteit is een belangrijke waarde bij liefde en seksualiteit. Leg dit uitgebreid uit.
(Paragraaf 5 Keuzestof: verschillende soorten relaties)
9. Wat is een samenlevingscontract?
10. Wat is een LATrelatie?
Multiple-choice vragen: goed en fout.
Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn.
1. Vriendschap betekent: je maakt samen nooit ruzie.
2. Solidariteit: je gunt elkaar iets.
3. Vriendschap duurt altijd een aantal jaren.
4. Een vriend die steelt en mensen mishandelt: een na-aper.
5. Verliefdheid doet een mens meestal niets.
6. Verliefdheid en liefde: dat gaat niet goed samen.
7. Intimiteit: je laat elkaar niet vallen in een relatie.
8. Trouw: als je een vaste relatie hebt, ga je niet vreemd.
9. In Nederland moet je voor de wet getrouwd zijn wanneer je samenwoont met je partner.
10. In Nederland kunnen homoseksuele stellen ook getrouwd zijn voor de wet.
Antwoorden
Open vragen
1. Vriendschap is een langdurige relatie tussen twee mensen die op elkaar gesteld zijn.
2. Mensen kíezen voor vriendschap met een bepaalde persoon. Een kind zegt bijvoorbeeld: ‘Zullen we vriendjes worden?’ Vaak ben je vrienden van elkaar zonder dat je dat aan elkaar hebben gevraagd of verteld. Het blijkt gewoon uit het feit dat je veel met elkaar optrekt. Daarom is er toch sprake van een keuze. Je kiest er immers voor vaak met die ander te zijn en dingen samen te doen.
3. Je kunt één echte vriend hebben met wie je alles deelt.
Je hebt véél vrienden, met wie je misschien wat minder close bent.
Je kunt bevriend zijn met jongens of meisjes.
Er zijn vriendschappen van korte duur en van lange duur.
Er zijn dikke vriendschappen en losse vriendschappen.
4. Je kunt uit elkaar groeien, bijvoorbeeld omdat je andere hobby’s krijgt. Of je verhuist of gaat naar een andere school. Je kunt ook ruzie krijgen. Zo erg zelfs, dat je elkaar helemaal niet meer mag en dat je elkaar niet meer wilt zien.
5. Een gevoel. Een verlangen naar de ander. Het overkomt je. Emoties van blijdschap of angst. De geliefde ander tot een ideaal maken. Gaat gepaard met seksuele gevoelens,
6. Als blijkt dat verliefdheid maar van één kant komt, kan dat leiden tot liefdesverdriet. Liefdesverdriet kan ook ontstaan als een liefdesrelatie strandt. Je bent verdrietig omdat een relatie is stukgelopen.
7. Liefde is van elkaar houden en voor elkaar kiezen. Dat doe je met je gevoel én met je verstand. Liefde betekent dat je rekening houdt met de behoeften van de ander. Je wilt elkaar helpen gelukkig te worden.
8. Belangrijk bij seksualiteit is dat je persoonlijk verbonden bent met een partner. Die verbondenheid is lichamelijk van aard: denk aan kussen en vrijen. Dat kan gericht zijn op plezier en voortplanting. Maar je deelt met elkaar ook je gevoelens en kijk op het leven.
9. Twee mensen die samenwonen sluiten een contract. Daarin regelen ze van wie het geld en de spullen zijn.
10. LAT is de afkorting voor: Living Apart Together. Het is een relatie waarin de geliefden af en toen bij elkaar zijn. Bijvoorbeeld in het weekend. Maar ze wonen niet samen. Het kan zijn dat de partners getrouwd zijn, maar dat hoeft niet.
Antwoorden multiple-choice vragen:
1f, 2g, 3f, 4f, 5f, 6f, 7f, 8g, 9f, 10g.