Blaadje
© Damon Educatie
Login

Paragraaf 6Opdracht 35 Oefentoets

Open vragen

1. Noem de vijf wereldgodsdiensten.

2. Hoe zien moslims Allah?

3. Jezus is voor moslims wel een profeet, maar niet God. Waarom?

4. Wie is de grondlegger van het moderne Turkije?

5. Wat zijn sjiieten?

6. (Par. 3 Keuzestof) Wat wordt bedoeld met ‘de Gouden Eeuw’ van de islam?

7. De islam heeft ‘vijf zuilen’. Welke zuilen zijn dat?

8. Leg uit hoe de islam aankijkt tegen de mens.

9. Beschrijf hoe de islam is ontstaan in Mekka.

10. Wat is de ghusl?

 

Multiple-choice vraag: goed of fout

Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn. Let op: alleen ‘goed’ of fout’ noteren!

1.     De islam is een wereldgodsdienst.

2.     Islam is een voorbeeld van monotheïsme.

3.     Oemar was een kalief.

4.     Het Alhambra ligt in Istanbul.

5.     Istanbul heette in de middeleeuwen Constantinopel.

6.     Een moslim hoort vier keer per dag te bidden.

7.     Als het kan gaat elke moslim minimaal een keer in zijn leven op bedevaart naar Mekka.

8.     Een imam moet altijd een man zijn.

9.     Hadith: een boek met verhalen over Atatürk.

10.  Geen varkensvlees eten hoort bij ‘halal’.

 

 

Antwoorden

 

Open vragen

1. Christendom, islam, jodendom, hindoeïsme en boeddhisme.

2. Hij is groot, barmhartig en rechtvaardig. Moslims moeten zich overgeven aan Allah en op Hem vertrouwen.

3. Volgens de islam is er maar één God en dat is Allah. Er is geen gelijke aan hem, dus ook niet Jezus.

4. Atatürk.

5. Een van de twee grootste stromingen in de islam. Een deel van de moslims ten tijde van de dood van Mohammed wilde Ali als opvolger. Hij was de schoonzoon van Mohammed. Deze groep noemen we sjiieten. Zij zijn altijd een minderheid geweest, behalve in Iran en Irak. Sjiieten hebben een sterke organisatie.

6. De bloeitijd van de islam is de periode tussen 700 en 1300. Het zijn de gouden eeuwen van de islam. Bagdad is de hoofdstad van de islam. De wetenschappen ontwikkelen zich in rap tempo. Er worden universiteiten gesticht, zoals de beroemde Al-Azhar universiteit in Cairo.

7. De geloofsbelijdenis, het gebed, de armenbelasting, de vastenmaand en de bedevaart.

8. In de schepping neemt de mens een heel bijzondere positie in. Van alle levende wezens is de mens het belangrijkste. Allah heeft de mens geschapen als Zijn plaatsvervanger op aarde.

De mens moet Allah aanbidden en gehoorzamen. En hij moet goed leven.

Na zijn dood moet de mens verantwoording afleggen aan Allah.

9. In een grot hoort Mohammed Allah’s stem. Hij moet voortaan optreden als de boodschapper (profeet) van Allah. Mohammed spreekt over eerlijk delen en de zorg voor de armen. Zijn aanhang groeit snel. Mohammed wil dat in Mekka Allah (de enige God) vereerd wordt. In 630 wordt Mekka door Mohammed en zijn leger veroverd en de inwoners nemen allemaal het islamitisch geloof aan. Mekka wordt het centrum van de islam. Mohammed sterft in 632.

10. De grote wassing: de rituele reinheid kan dan hersteld worden.

 

Antwoorden:

1g, 2g, 3g, 4f, 5g, 6f, 7g, 8f, 9f, 10g.