Blaadje
© Damon Educatie
Login

Paragraaf 5Opdracht 29, Oefentoets

Oefentoets

 

Open vragen

1. Joden geloven in een verlosser. Leg dit uit.

2. Noem een belangrijk verschil tussen orthodoxe en liberale joden.

 

Paragraaf 3 Verdiepingsstof: geschiedenis van het Jodendom

3. Uit welke tijd stammen de Tien Geboden?

4. Als leidraad voor de naastenliefde kun je de volgende joodse stelregel aanhouden: wat je niet wilt dat jou overkomt, laat dat ook een ander niet overkomen.

Stel je op dit standpunt en vraag je dan af of je de volgende handeling wel of niet zou doen: je twijfelt of je frisdrank meeneemt uit de supermarkt zonder te betalen.

5. Iemand zegt: ‘Mijn fiets is gestolen. Daar baal ik van. Ik ga nu zelf ook een fiets stelen.’ Hoe reageert een jood op een dergelijke uitspraak?

6. Waarom mogen wij onze medemensen niet indelen in hokjes (groepen) volgens Martin Buber? Geef ook een voorbeeld.

7. Noem de vijf boeken van Mozes.

8. Een belangrijk joods ritueel is de sjabbat.

a. Wat is de sjabbat? Beschrijf het aan de hand van de volgende woorden: sjabbatmaal, kaarsen, eten en koken, rust, werk, plicht, synagoge.

b. Wanneer is het sjabbat?

9. Noem twee belangrijke joodse symbolen.

10. Wat is een Rabbijn? Licht je antwoord toe.

 

Multiple-choice vragen: goed of fout.

Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn. Let op: alleen ‘goed’ of fout’ noteren!

1.     De Tien Geboden vind je in de Thora.

2.     Joden spreken de naam van God niet uit.

3.     In de middeleeuwen kwamen pogroms niet voor.

4.     Anne Frank hield een dagboek bij.

5.     Volgens het jodendom is ieder mens geschapen naar het beeld van God.

6.     Volgens het jodendom kent het menselijk kunnen geen grenzen.

7.     Volgens het jodendom hoor je respect te hebben voor je ouders.

8.     Bar Mitswa: ritueel bij volwassenwording van jongens.

9.     De halve maan is een joods symbool.

10.  In Nederland wonen ongeveer 200 duizend joden.

 

Antwoorden

 

Open vragen

1. Joden geloven in de komst van een verlosser die het Rijk van God zal brengen. Joden noemen een dergelijke verlosser een Messias. Volgens sommige joden is het Rijk van God een ideale samenleving hier op aarde. Andere joden geloven meer in een hemel: een ideale toestand ná dit leven.

2. De orthodoxe joden houden zich heel streng aan alle regels die in de Thora staan. De liberale joden vinden vooral bepaalde waarden uit de Thora belangrijk, zoals de liefde tot God, naastenliefde en rechtvaardigheid.

3. Uit de tijd van de uittocht van het joodse volk onder leiding van Mozes (1300 voor Chr.) en de tocht naar het beloofde land.

4. Stel dat je zelf eigenaar bent van een supermarkt, zou je dan willen dat er spullen uit de winkel worden gestolen? Nee, dus betalen die spullen.

5. Een jood mag niet stelen, ook niet als er spullen van hem zijn gestolen.

6. Je gaat iemand beoordelen als lid van een groep en niet als persoon. Dat leidt tot vooroordelen en discriminatie. Voordat je iemand kent, heb je al een oordeel klaar. ‘Hij is immers Ajacied’. Je drukt een stempel op iemand, nog voordat je hem kent. Je hebt geen oog voor het unieke van ieder mens.

7. Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium.

8. a. Er is een sjabbatmaal. De moeder steekt twee kaarsen aan en spreekt een gebed uit. De eerste kaars herinnert aan de schepping, de tweede aan de bevrijding uit de slavernij in Egypte. Men eet speciaal brood. Het herinnert aan het voedsel dat joden aten in de woestijn, toen ze op weg waren naar het beloofde land.

Op de sjabbat hebben joden extra aandacht voor elkaar. Men werkt niet. Het eten is al eerder klaar gemaakt. Autorijden of met de bus gaan doe je niet.

Sjabbat houden is een plicht. Het is een van de Tien Geboden. Tijdens de sjabbat gaan joden naar de synagoge. Daar bidden ze. Sjabbat is een soort rustpunt in het drukke leven van alledag.

b. Op zaterdag, maar eigenlijk begint de sjabbat al op vrijdagavond, na zonsondergang.

9. De Davidster en de Menorah (zevenarmige kandelaar).

10. De rabbijn (een joodse geestelijke) is de geestelijke leider in de synagoge. Hij kent de joodse Bijbel en de leefregels. De rabbijn geeft uitleg over de Thora, houdt toespraken en geeft advies.

 

Antwoorden:

1g, 2g, 3f, 4g, 5g, 6f, 7g, 8g, 9f, 10f.