Docentenmateriaal - Standpunt VMBO

a.Je maakt je enorm druk. Je bent bang dat het fout zal gaan. Je raakt in paniek.

b.Je denkt: ‘Dat komt wel goed.’

c.Je kijkt snel nog even het boek in.

a.Je schrikt even, maar je volgt de aanwijzingen van de mensen achter de bar.

b.Je raakt helemaal in paniek. Je rent naar de uitgang.

c.Je denkt bij jezelf: ‘Dat zal wel een geintje zijn.’ Je doet niets.

a.Dat maakt jou niet uit. Je bent nergens bang voor.

b.Je let goed op als je door die straat loopt.

c.Je pakt een andere route. Die is veiliger. Daardoor duurt het wel langer om bij je vriend(in) te komen.

a.Je zegt er niets van tegen hem. Je wilt hem niet kwijtraken als vriend.

b.Je doet net of je het niet merkt, zodat je er niets over hoeft te zeggen.

c.Op een nette manier zeg je tegen je vriend dat pesten niet leuk is voor je klasgenoot.

a.Natuurlijk doe je mee!

b. Je krijgt onmiddellijk buikpijn bij het idee. Je doet net of je flauwvalt.

c.Je twijfelt of je wel in die achtbaan durft en zegt dat tegen je vrienden.

Paragraaf 1Inleiding, opdracht 2b Ben jij angstig?